Pagina aangepast 17 november 2025
Hét Nederlandse Medisch Systeem werkte/werkt niet voor mij;
bínnen het Medisch Systeem werd/word ik deels wel geholpen.
Voor de complexe problemen die bij een mens horen, is te weinig ruimte in het medisch systeem.

Na de crash blijkt mijn vertrouwen in het Medisch Systeem te groot.
In het sterk ge-protocolliseerd systeem was/is weinig ruimte voor de individuele patiënt (en nauwelijks voor de mens achter de patiënt) en voor de samenloop van verschillende, vaak specialisme-overstijgende, letsels en klachten.
Mede door het financierings systeem is er vaak een groot gat tussen ‘vraag en aanbod’:
– de zorg die iemand nodig heeft
– de zorg waar iemand, naar Nederlandse inzichten, recht op heeft
– de zorg die iemand werkelijk krijgt.
Het zorg-aanbod (zelfs beperkt tot de individuele zorg-aanbieder) lijkt leidend; ook bij het stellen van diagnoses.
Klinisch redeneren
In het huidige geneeskunde onderwijs is veel aandacht voor ‘kennis’, het ‘klinisch redeneren’ . … Het criterium is niet of dit beeld ‘de waarheid’ representeert, maar wel of het logisch consistent en coherent is, en of het geschikt is (geweest) om afwegingen te kunnen maken en besluiten te nemen (Van Baalen et al., 2016).
Bron: Zonder context geen bewijs; Over de illusie van evidence-based practice in de zorg. Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS)
Juni 2017
Gedachte:
Dit ‘klinisch redeneren’ in het Medisch Systeem geeft de oorzaak van mijn onvrede aan: ik was en ben meer op zoek naar ‘de waarheid’ en meer nog naar ‘realisme’. Hoe ingewikkeld, verwarrend en confronterend waarheid en realisme ook kunnen zijn.
‘Klinisch redeneren’ zie ik vooral als rechtvaardiging om niet op zoek te gaan naar ‘de waarheid’.
Het lerend vermogen binnen het Medisch Systeem ervaar ik als beperkt.
Voor de crash gezond
Vóór de crash ben ik gezond en heb ik geen wezenlijke ervaringen met het Medisch Systeem.
Ik ben naïef en denk dat ‘de’ artsen ‘het’ wel weten en anders zullen blijven zoeken tot er een verklaring is; juist na zo’n emotioneel en lichamelijk belastende en gecompliceerde crash als die in Faro.
Dit blijkt niet zo te zijn. Het niet-weten wordt vaak zelfs niet (h)erkend. Ik mis te vaak verwondering bij artsen.
De medische insteek ervaar ik als passief, beperkt en vaak gericht op ‘geruststelling’ en ‘afwachten’. (Dit in tegenstelling tot de juridische werkelijkheid van ‘haast’).
Een gemeenschappelijke taal mét en zelfs tússen artsen ontbreekt vaak.
Ik maak het artsen in de eerste jaren na de crash ook wel lastig: ik herken mijn klachten niet goed en onderschat de ernst ervan. Ik wil vooral dat ‘alles voorbij gaat’ door zo actief mogelijk te blijven zodat ik mijn leven weer kan oppakken. Net zoals dat altijd gegaan is bij pijntjes en verkoudheden die ik voor de crash ook wel had.
NB Ik ben niet de enige zijn in deze onderschatting: al in januari 1993 beschrijft de Handleiding Slachtofferhulp ‘waarom slachtoffers geen hulpvragers zijn‘.
Behandelaars, ook juristen, moeten met deze onderschatting rekening houden.
Onmacht
De actieve rol die je als patiënt moet hebben, terwijl je daar als persoon en/of patiënt juist door je klachten vaak niet toe in staat bent, vind ik nog steeds lastig.
Ik heb moeite met mijn rol als patiënt en ben een slechte ‘verkoper’ van mijzelf en mijn klachten en beperkingen.
Ook kan ik mijn klachten/beperkingen heel moeilijk terughalen en beschrijven wanneer ik hier met artsen over praat.
Artsen onderkennen mijn onmacht vaak ook niet. Ook omdat mijn werkelijke klachten en beperkingen vaak vertraagd optreden en dus niet merkbaar zijn tijdens het spreekuur/onderzoek.
Systeem-tekort
Voor mijn crash-letsel heeft het ‘systeem’, met centrale rol voor de huisarts, mij niet geholpen.
Het systeem-uitgangspunt dat ik mijn klachten beschrijf aan de huisarts en dat deze daar vervolgens een ‘passende’ specialist bij vindt, werkt(e) niet. Specialisten die mij écht geholpen hebben, vond ik via mijn (lotgenoten-)contacten.
Door o.a. mijn verhuizing en door pensionering, vertrek en deeltijd-werken van huisartsen, heb ik sinds de crash met veel artsen contact gehad. Ik vind het vooral een systeem-tekort, niet een tekortschieten van individuele artsen of van mijzelf.
Slecht luisteren
Ik ervaar veel behandelaars in hun communicatie net mensen: vooral zenden en beperkt ontvangen.
Het gesprek met-de-benen-op-tafel (gelijkwaardig en analytisch) waar ik zo’n behoefte aan heb, lukt mij nagenoeg niet te krijgen. Behandel-kramp overheerst.
Wel mogelijk zijn ‘consulten’, maar deze consulten vind ik meestal gesloten en beperkt: ik word overdonderd en verlamd door stelligheid, hokjesdenken en tijdsdruk.
Vaak moet ik behandelaars overtuigen van mijn klachten/problemen i.p.v. dat ik mijn klachten/problemen vooral maar hoef toe te lichten.
Overtuigen lukt me meestal niet. Te veel consulten (en kostbare onderzoeken) hebben dan te weinig positief resultaat.
Er lijkt weinig ruimte voor de persoon van de patiënt. Klachten aandachtig en in samenhang bekijken (in samenhang met de persoon zelf en zijn andere klachten én in samenhang met andere patiënten) gebeurt nauwelijks.
Ik mis een vorm van regie-behandelaar.
Stelligheid en moeite met luisteren geldt niet alleen nú en bij mij.
Zie onder andere:
– Trouw samenvatting ( 6 nov. ’25) ‘lang leve de onzekere arts‘ en
– de column ‘leren luisteren [door artsen]‘ in Medisch Contact van september 2006.
De column eindigt met de hoop dat (in mijn woorden) ‘in 2025 patiënten zeggen dat artsen zo goed kunnen luisteren’.
Meer dan dertig jaar achteruitgang slecht te beschrijven
Ondanks mijn voorbereidingen voor een consult loop ik vaak bij de eerste vraag van een arts al vast.
Klachten ván en ín hoofd/brein zijn lastig te beschrijven omdat deze klachten zo ongrijpbaar zijn én omdat een goed functionerend hoofd/brein juist nodig is om de klachten goed te kunnen herkennen en beschrijven.
Door gewenning aan mijn gestage achteruitgang in de afgelopen meer dan 30 jaar herken ik mijn gezondheidsklachten en beperkingen vaak niet meer goed. In de mariene biologie heet dit shifting baseline syndrome, ofwel afglijdgewenning.
Zelfs als ik al dagen achter elkaar vast blijf lopen in mijn dagelijks FreeCell-spelletje denk ik meestal eerst ‘wat zijn het toch moeilijke spelletjes deze keer’ en herken ik dit vastlopen niet als signaal van brein-overbelasting (het ontbreken van overzicht). Zo snel wen je aan achteruitgang.
Daarnaast vergeet ik snel slechte ervaringen, dat maakt het nog moeilijker voor mij om mijn klachten/beperkingen concreet te maken.
Voorbeeld: ik zeg dat ik problemen heb met informatieverwerking maar kan dan geen goed voorbeeld vinden. Zoals het voorbeeld waarom ik gestopt ben met autorijden: ik zie een auto van rechts komen, het duurt even voor mijn brein het signaal doorgeeft dat deze auto voorrang heeft en dat ik moet remmen. Het signaal naar mijn voet om te remmen komt vervolgens ook weer vertraagd door. Gelukkig stopt de andere auto. Anders was er een ongeluk gebeurd.
Het geheel is meer dan de som der delen
De meeste behandelaars hebben maar een beperkte blik: zij missen het overzicht.

Mijn moeite met consulten
Tijdens het beschrijven van mijn klachten aan een behandelaar vind ik mezelf al snel een klager. Ondanks alles, voel ik me wereldwijd gezien nog steeds enorm bevoorrecht. Ik wil niet als slachtoffer over komen en maak mijn klachten/beperkingen kleiner.
Ik kom beter over dan ik ben door mijn voorbereiding (en adrenaline?) op het contact én omdat ik de consulten ’s ochtends probeer te hebben: dan ben ik helderder.
De onderzoeken zijn vaak beperkt, kort en in een prikkelarme spreekkamer-omgeving. Hierdoor worden mijn beperkingen niet zichtbaar. Dit in tegenstelling tot het werkelijke leven waar veel informatie tegelijkertijd en voortdurend op me afkomt.
Daarnaast, net als in veel andere situaties, begrijp ik vaak pas met vertraging (uren, dagen en soms zelfs maanden later) wat werkelijk gezegd is en hoe ik zou willen reageren.
Het lukt dan niet om dit direct te bespreken om tot een wederzijds verdiepend inzicht te komen.
Dit bespreken kan pas in een mogelijk volgend consult. Door het vaak onderliggende tekort aan communicatie lukt het ‘wederzijds verdiepende inzicht’ dan helaas vaak ook niet.
Het blijft dan meestal beperkt tot letterlijke woorden-uitwisselingen.
Idee: een consult met drie gedeelten na elkaar:
– het consult,
– na het consult een kopje koffie/thee om wat gezegd is in het consult te begrijpen, en daarna
– de mogelijkheid tot een na-gesprek om mogelijke vragen of onduidelijkheden te bespreken.
GGD-denken belemmert praktisch denken
De Grootst Gemene Deler (GGD) in het beoordelen van klachten is vaak ‘emotioneel’, en dat wordt dan al snel als 1000-dingen doekje gebruikt; meestal zonder goed onderscheid te maken tussen de verschillende soorten emotie.
Emoties hebben vaak ook een andere oorzaak dan de ‘psychische’ crash-gebeurtenissen.
Emoties kunnen ook gevolg zijn van hersenletsel of van de juridische, sociale en maatschappelijk nafase.
Voor praktische cognitieve ( = verwerking van informatie in de hersenen) gevolgen, zoals steeds meer moeite met verkeersdeelname, en wat daar de oorzaken en gevolgen van zijn, is onvoldoende aandacht.
Te vaak worden cognitieve beperkingen als ‘gebrek aan energie’ gezien.

Toekomst
De drempel om met klachten naar een arts te gaan, wordt voor mij hoger. Mijn verwachtingen lager.
De kans op een verklarende totaal-diagnose en vervolgens herstel (wat ‘herstel’ na meer dan 30 jaar ook maar is) wordt steeds kleiner.
Een totaal-diagnose zou mij wel helpen om mijn resterende tijd en aandacht aan nuttiger zaken te besteden.
Beperkend voor duidelijkheid is de oorzaak van mijn klachten: een vliegtuigcrash. Daar is te weinig ervaring mee en te weinig direct toepasbare kennis voor. De aandacht ligt nog vooral op ‘emotioneel’.
Samenloop van klachten en verouderingsklachten maken het nog lastiger om tot een goed beeld te komen.
Te ingewikkeld?
De gevolgen en invloeden in de, medische, werkelijkheid van alledag zijn ingewikkeld. Te ingewikkeld voor het heersend Medisch Denken?

Ruimte voor zelfstandig, analytisch en methodisch denken heb ik te weinig meegemaakt. Het monopolie van het Medisch systeem en de beperkingen van het Evidence-Based Medicine bemoeilijken het zicht op het totaal van de klachten en mogelijke oplossingen.
Het bijkomende juridisch gedoe zoals met letselschade en arbeidsongeschiktheid maakt alles nog ingewikkelder.
In het rapport Hoor mij nou! uit 2020 doet de Raad Volksgezondheid & Samenleving aanbevelingen voor de zorg in ingewikkelde situaties: samen begrijpen, proberen, reflecteren en leren.
Misschien komen deze inzichten ooit op de medische werkvloer.
Gedachte
Minder Diagnose Behandel Kramp en meer aandacht voor de mens achter de patiënt.
Misschien kan geleerd worden van de Care, Cure, Core Theory door Lydia Hall uit de jaren 1960.
Kern van deze theorie:
‘Halls theorie benadrukt de totale patiënt in plaats van slechts één onderdeel te bekijken en [de theorie] is er afhankelijk van dat alle drie de componenten van de theorie samenwerken.’