FARO-RNDR-2: ontbreken integrale nazorg

“Als ge het nie wit dan doede ut mee kit”
Brabants gezegde

In de maatschappij en ook gezondheidszorg staat dit gezegde voor mij als het beperkt (be-)oordelen en ‘makkelijk’ psychologiseren van alle klachten (al helemaal na een gebeurtenis zoals de Martinair crash in Faro).

Pagina ‘verankerd’: 15 juni 2022

Vooruitgangen die ík sinds de crash heb, zijn vooral dankzij mijn (lotgenoten-) netwerk: zo kwam ik in contact met professionals met kennis van zaken die verder wilden kijken dan hun directe aandachtsgebied.

In 2002 schrijf ik o.a. Voor mij is het de rode draad van de Nederlandse hulpverlening dat er onvoldoende aandacht is voor het individu en, dat er geen verbinding is tussen opeenvolgende schakels in de zorg. 

Nu, in 2022, ervaar ik dit in grote lijnen nog steeds zo in het Nederlandse gezondheidssysteem: artsen werken solistisch en directe-klacht-gericht. Consulten/testen zijn meestal in niet-realistische situaties en geven vaak een vertekend beeld
Het systeem van doorverwijzen heeft mij nagenoeg geen baat gebracht.

Nadruk lag en ligt vooral op ‘leer er maar mee leven’. Met onvoldoende hulp om uit te zoeken wat ‘er‘ is.

Klachten/beperkingen worden onvoldoende in samenhang en in context bekeken en behandeld.
Behandelaars werken vaak solistisch en hebben verschillende diagnoses/benaderingen. Waar je als patiënt zelf maar je weg in moet vinden. Zoals bijvoorbeeld voor een deel van mijn breinbeperkingen: voor de één is dit een analogie met een luie spier die getraind kan worden ter verbetering, voor een ander (in mijn woorden) is training juist extra belastend omdat er beschadigingen zijn aan het brein en verbetering niet mogelijk is.

Klachten/beperkingen worden onvoldoende beoordeeld in context met de oorsprong van de klachten (de -fysieke- crash), niet in context met totaliteit van klachten/beperkingen en niet in context met ervaringen van mede-getroffenen. De nadruk ligt nog vooral op het ‘psychische’ als verklaring.
Het kijken naar uitdagingen en mogelijkheden beperkt verder het zoeken naar de oorzaak van de beperkingen.

Klachten/beperkingen die al, deels ongemerkt, deel van mijn leven zijn geworden, effecten van behandelingen/medicatie en levensaanpassingen (activiteiten zoals bijvoorbeeld autorijden, klussen of muziek luisteren die ik niet meer, of op een andere wijze, kan) worden nauwelijks meegenomen in een totaal-beoordeling.
Oplossingen die ik zelf heb gevonden voor klachten/beperkingen zijn misschien deels uiteindelijk ook negatief. Zoals bijvoorbeeld mijn dagelijkse bewegings/spring-oefeningen: goed voor mijn conditie maar misschien slecht voor mijn brein?

Dit plaatje van een legpuzzel verbeeldt wat er gebeurt wanneer je niet in context kijkt: als jouw context ‘blauw’ alleen met lucht associeert, is het nagenoeg onmogelijk deze puzzel goed te leggen. Eerder zal je zeggen dat de puzzel niet klopt.

Het ontbreken van kijken naar de context in de zorg is niet alleen mijn probleem.
Ook in de zorg zelf wordt het belang van context langzaam onderkend. Zie bijvoorbeeld de publicatieZonder context geen bewijs. Over de illusie van evidence-based practice in de zorg‘ (Raad voor de Volksgezondheid en Samenleving, 2017)

Uit deze publicatie (pagina 63):
Een hoge werkdruk en de organisatie van zorg werken daarmee in de hand dat zorgprofessionals gemakkelijker terugvallen op richtlijnen en protocollen, en deze gebruiken om diagnostiek en therapie te rechtvaardigen ook als het achterwege laten hiervan gerechtvaardigd is.

Daarnaast zou moeten worden nagegaan wat het oplevert als de organisatie van de medisch-specialistische zorg wordt gekanteld van enkelvoudige disciplines naar multidisciplinaire teams die afgestemd zijn op de zorgbehoefte en situatie van patiënten. Vermindering van werkdruk en organisatorische aanpassingen leiden niet per definitie tot hogere zorgkosten als deze zich terugverdienen door minder diagnos­tiek en behandeling.

 

 

 

 

 

 

 

 

De gevolgen zijn vaak onzichtbaar