Martinair en tekortschietende (psycho-sociale) nazorg

Tijdens de officiële herdenking van de Martinair crash belooft Martinair directeur Martin Schröder: ‘een hand op uw schouder’. De hand zal er wat Schröder betreft blijven liggen „zolang u er behoefte aan hebt; ik wil u verzekeren dat wij alles zullen doen, om, waar het kan, het leed te verzachten, om daadwerkelijke hulp te blijven bieden”.
Bron: Reformatorisch Dagblad, 31 december 1992

Op 7 november 1993 stuurt de Anthony Ruys Stichting een brief aan o.a. staatssecretaris voor de Volksgezondheid, de heer Simons,  over onder andere de tekortschietende psycho-sociale hulp na de Martinair crash in Faro.

De hulp bij de (psycho-sociale) gevolgen van de crash en de noodzaak deskundigen in te zetten, schoot vanaf het begin tekort.
Dit begon al met de repatriëring naar Nederland: het aanbod van vliegangstdeskundigen van VALK om de repatriëring te begeleiden werd afgeslagen.

Lessen van de SLM-ramp uit 1989, gepubliceerd de maand voor de crash in Faro,  worden niet toegepast.
Een nazorg-plan zoals na de ElAl crash in de Bijlmer (oktober 1992) wordt niet gemaakt.

Op 12 november 1993 stelt Mevrouw Achttienribbe-Buys over de tekortschietende hulp Kamervragen. Minister Hirsch Ballin beantwoordt  deze vragen op 14 januari 1994.
Of voor beantwoording van deze vragen ook gesproken is met getroffenen is niet duidelijk. Voor mij waren de antwoorden een verrassing.

Minister Hirsch Ballin antwoordt o.a. dat de nazorg centraal gecoördineerd wordt door Martinair:
– ‘Huisbezoeken vinden nog steeds plaats, waarbij de medewerkers fungeren als klankbord en/of doorgeefluik naar Martinair.’
– ‘Tot nog toe wordt in voorkomende gevallen de bedrijfsarts of –psycholoog ingezet…’
– ‘Martinair benadert betrokkenen periodiek om te informeren naar lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de slachtoffers’
NB Uit de antwoorden blijkt niet of er een nazorg-plan opgesteld was.

Telegraaf, 18 januari 1994

In een NOVA-uitzending van 20 december 1993 vertelt Martinair woordvoerder Udo Buys ongeveer hetzelfde verhaal.

Voor mij (Cor ten Hove) was deze nazorg-functie van Martinair nieuw.
De, in mijn herinnering, twee telefoontjes in 1993 van een Martinair-medewerker had ik opgevat als interesse. Niet als zelfs maar poging tot nazorg.
Als ‘nazorg’ schoten deze telefoontjes ook tekort omdat de door mij in die gesprekken gestelde vragen nooit beantwoord werden.
De bellende medewerkers waren onvoldoende opgeleid en getraind om écht te kunnen luisteren, écht te kunnen helpen.
Én, door de woordvoerder van Martinair waren de passagiers enkele dagen ná de crash al weggezet als Gestoorde Waarnemers; dat zal de bellende Martinair-medewerkers ook beïnvloed hebben.

Martinair werkte niet met professionals
In De Stem van 20 december 1993 vertelt een passagier een gelijksoortig verhaal over tekortschietende zorg door Martinair, met daarbij  de observatie dat voor de gesprekken uitzendkrachten waren ingehuurd.
In hetzelfde artikel zegt de woordvoerder van Martinair ‘We hebben inderdaad niet gewerkt met professionals, maar moet dat dan? ‘
Gedachte Cor ten Hove: waarschijnlijk is geuite boosheid door de Martinair-medewerkers dan vaak niet herkend als impliciete hulpvraag.

Afsluiting
Van overlevenden en nabestaanden werd wel erg veel verwacht om Martinair (een commerciële luchtvaartmaatschappij, geen hulpverlener) als coördinerend hulpverlener te zien.
Martinair had daarvoor te veel verschillende petten op. Petten die ook nog eens strijdig waren met de (gezondheids-)belangen van de getroffenen, zoals:
– verantwoordelijke voor de crash,
– uitvoerder ván en belanghebbende bíj de schaderegeling, en
beïnvloeder van de beeldvorming over de crash en oorzaak van de crash en daarmee gevolgen voor de getroffenen verergerend.

De gevolgen zijn vaak onzichtbaar