Na de crash

Dankzij het door de luchthavenbrandweer afgegeven alarm, iets meer dan een minuut voor de crash, komt de hulpverlening snel op gang.

Herinnering van mede-passagier Fred Julsing aan de ontsnapping uit het gecrashte toestel

Inzittenden met zware brandwonden worden per helikopter naar ziekenhuizen in Lissabon gebracht. De overige gewonden naar het districtsziekenhuis in Faro.

Ondanks de chaos door het enorme aanbod van patiënten is het in het ziekenhuis in Faro relatief rustig. Er is overzicht en toezicht.
Personeel dat een vrije dag heeft, komt naar het ziekenhuis om te helpen.
Ook komen er veel Nederlanders die rond Faro wonen naar het ziekenhuis. Deze mensen worden erg belangrijk omdat zij als tolk kunnen optreden: de meeste inzittenden spreken geen Portugees en kunnen zich dus moeilijk verstaanbaar maken voor het verplegend en verzorgend personeel.
Behandelende artsen spreken gelukkig bijna allemaal Engels.

Inzittenden die na behandeling niet zijn opgenomen in het ziekenhuis worden opgevangen in drie hotels in Faro.
In ons hotel, Hotel Faro, verblijft ook de bemanning. Misschien daarom is er bewaking in het hotel en is er geen vrije inloop en uitloop van nieuwsgierigen en pers. In het hotel zijn ook weer Portugese artsen en vrijwilligers die kunnen vertalen. Dit geeft een beschermd gevoel. 

In de hal van het hotel ligt een hoop kleren waar je vervangende kleding uit kan zoeken. Dat is nodig, want de kleren en schoenen zijn nat, verdwenen of stinken naar kerosine.
In het hotel worden door overlevenden ervaringen uitgewisseld.

’s Avonds komen de eerste Nederlandse hulpverleners.
De volgende ochtend wordt de terugkeer naar Nederland aangekondigd. Dit geeft een hele omslag van de sfeer. Voor mij begint de ‘ramp na de ramp’. Van ‘individu’ voel ik me opeens ‘deel van een collectief probleem’ geworden. (Meer hierover in mijn boek Faro: de ramp na de ramp)

Treffend verslag in Dagblad Trouw van 23 december 1992 uit een opvang-hotel.
Artikel Leidsch Dagblad over dwang bij repatriëring.

We worden met bussen naar het vliegveld vervoerd en moeten daar enkele uren wachten.

Ticket van ten Hove van repatrieringsvlucht van Faro naar Amsterdam op 22 december 1992

 

De Boeing 767 van Martinair passeert dinsdagochtend 22 december 1992 na de landing op Faro het wrak van de verongelukte DC10. ANP PHOTO ED OUDENAARDEN

De terugvlucht en de landing op Schiphol is zo gespannen als je maar mag verwachten.
Ondanks het aanbod daartoe, ontbreekt gespecialiseerde vliegangst-begeleiding op de terugvlucht. Dit verhoogt de, vooral landings-, spanning onnodig.
Bij aankomst op Schiphol worden we herenigd met onze familie.

De gewonden die in Faro behandeld zijn, worden in ziekenhuizen gecontroleerd. Zij worden opgenomen in het ziekenhuis of mogen daarna naar huis.

Enkele dagen ná de crash waarschuwt Martinair voor nog onontdekte verwondingen en voor langdurige rug- en nekklachten.
Deze waarschuwing heeft daarna niet geleid tot gecoördineerd onderzoek of opmerkzaamheid bij bijvoorbeeld artsen of juristen.

Op 30 december wordt in een Martinair-hangar op Schiphol een imposante herdenkingsbijeenkomst georganiseerd. Er zijn veel hoogwaardigheidsbekleders. Martinair directeur Martin Schröder belooft ons ‘een hand op uw schouder … zolang u er behoefte aan heeft’.

Cabinepersoneel vormt een erewacht bij de kisten met de stoffelijke resten van de bij de vliegramp in Faro omgekomen passagiers. ANP PHOTO ARTHUR BASTIAANSE

De gevolgen zijn vaak onzichtbaar